Image Alt

Over wielrennen

  /  Over wielrennen

Over wielrennen

Bij onze vereniging staan de trainingen in het teken van het fietsen van wedstrijden. Dit kunnen KNWU-wedstrijden zijn maar ook laagdrempelige clubwedstrijden zoals de Noordelijke Wielercompetitie en voor-/najaarscompetitie.

Algemeen

Alle leden van WV Kapenga Homecenter kunnen meedoen met wedstrijden. Wedstrijden kunnen laagdrempelige (inter)clubwedstrijden zijn, maar ook officiële KNWU wedstrijden.

Voor clubwedstrijden is alleen een basislidmaatschap van de KNWU voldoende. Dit krijg je automatisch wanneer je lid bent van onze vereniging. Voor officiële KNWU wedstrijden is een KNWU-wedstrijdlicentie en chip/transponder nodig. Deze moeten door de renners zelf worden aangeschaft.

Fiets

Het belangrijkste bij het wielrennen is uiteraard je racefiets. Deze moet voldoen aan een aantal zaken.

 

Veiligheid

Allereerst moet de fiets veilig zijn. Het stuur moet goed vast zitten, de remmen moeten het goed doen en de banden moeten in goede staat zijn en op de juiste spanning (7 a 8 bar).

 

Afstelling

Je fiets moet goed ‘passen’, het zadel moet niet te hoog zijn en het stuur moet niet te ver weg staan. Onze trainers kunnen je daarover goed adviseren.

 

Verzet

Wanneer je gaat wielrennen word je op basis van je leeftijd ingedeeld in een categorie, bij deze categorieën hoort een zogenaamd verzet. Verzet is de afstand die je fiets maximaal mag afleggen in één trapomwenteling. Als je een heel groot voortandwiel en een heel klein achtertandwiel hebt, dan legt de fiets een grote afstand af. Voor meer informatie, kijk bij Categorieën en Verzetten.

 

Pedalen, wel of niet klikpedalen

Wanneer je begint met wielrennen heb je misschien nog geen flitsende fietsschoenen. We adviseren wel om zo snel mogelijk te beginnen met het rijden met klikpedalen. Wanneer je hier eenmaal aan gewend bent, kun je sneller fietsen. Met klikpedalen kun je namelijk zowel duwen op als trekken aan de pedalen. Oefen het in-en uitklikken ook thuis! Wanneer je dit goed onder de knie hebt, zal de start in een wedstrijd veel beter gaan.

Categoriën

Wanneer je wedstrijden gaat fietsen wordt je op basis van je leeftijd in een kalenderjaar ingedeeld in een categorie. In de jeugdcategorieën 1 t/m 7 fietsen jongens en meisjes samen, daarna vormen jongens en meisjes aparte categorieën.

 

De categorieën worden als volgt bepaald:

Categorie 1 Het jaar waarin jongens 8 jaar en meisjes 8 of 9 jaar worden
Categorie 2 Het jaar waarin jongens 9 jaar en meisjes 10 jaar worden
Categorie 3 Het jaar waarin jongens 10 jaar en meisjes 11 jaar worden
Categorie 4 Het jaar waarin jongens 11 en meisjes 12 jaar worden
Categorie 5 Het jaar waarin jongens 12 en meisjes 13 jaar worden
Categorie 6 Het jaar waarin jongens 13 en meisjes 14 jaar worden
Categorie 7 Het jaar waarin jongens 14  worden
Nieuweling meisjes Meisjes van 15 en 16 jaar
Nieuweling jongens Jongens van 15 en 16 jaar
Junior dames Dames 17 en 18 jaar
Junior jongens Jongens 17 en 18 jaar

 

Verzet

Volgens de KNWU reglementen is het verplicht dat de jeugd, nieuwelingen en junioren met een speciaal verzet fietsen. Het verzet heeft invloed op de afstand die je met één keer trappen kunt afleggen. Afhankelijk van in welke categorie je rijdt, mag je met een bepaald verzet rijden.Tijdens de KNWU wedstrijden wordt ook meestal gecontroleerd of je het juiste verzet hebt. Als dat niet het geval is, mag je niet starten.

Het maximale verzet per categorie en welke tandwielen (ongeveer) welke afstand afleggen is te vinden op de KNWI website: https://www.knwu.nl/kenniscentrum/renner/verzetten

Controleren verzet

Om er zeker van te zijn of je de juiste afstand hebt kun je dit nameten/controleren. Hieronder de stappen :

  1. Laat de ketting over het grootste voortandwiel en het kleinste achtertandwiel lopen.
  2. Duw nu de fiets recht achteruit, zodat de crank (het verbindingsstuk tussen de trapas van de fiets en het pedaal) recht naar beneden staat. Vanaf hier ga je meten.
  3. Duw nu de fiets verder naar achteren, totdat deze crank weer recht naar beneden staat.
  4. De afstand die je nu hebt afgelegd moet gelijk (of minder) zijn dan de afstand die hierboven staat vermeld.